Het woord TREIN komt éénmaal voor binnen het woord FOSFORESCENTIE.
RENTI, een anagram van het woord TREIN, als restant.
5909
Treinen en fosforescentie
Dopplereffect, in morendo.
Fosforescerende treintickets.
Het noodhamerkastje in de trein.
P: piekuurtrein. P: phosphorescence. Of: Persistente luminescentie. P: piano.
Indien ik dit doctoraat zou uitprinten op thermisch papier (papier waar een kleurstof in verwerkt zit die door hitte geactiveerd wordt, analoog aan het fosforescentieproces waarbij de geleidelijkheid -de lichtafname- als metafoor staat voor het trage verdwijnen van de gedrukte informatie), zou deze papiermassa binnen enkele jaren nog 'een doctoraat' zijn? Met andere woorden: behouden objecten (het doctoraat) hun identiteit terwijl ze veranderen, of is fysieke continuïteit noodzakelijk, opdat het object dezelfde status (doctoraat zijnde) behoudt?
Als er meerdere versies zijn van één doctoraat (op 'normaal' papier gedrukt en/of op een website), geldt deze vraagstelling niet. Als er slechts één versie is (gedrukt op thermisch papier), en als de data na enige tijd werkelijk volledig verdwenen zijn, kunnen we niet meer beweren: "dit is een doctoraat" (op dit moment, zovele jaren later dus). Het zou slechts 'une trace' of 'een spoor' zijn van wat het oorspronkelijk geweest is.
5407
"Mélanges"
De eigenschap van fosforescentie is een samenstel van (meestal railgebonden) voertuigen van bepaalde stoffen, bestaande uit een of meer wagons om na belichting een lichtschijnsel te kunnen afgeven. In principe is elke reeks wagons een bijzonder geval van luminescentie, maar meestal denkt men bij een trein aan de spoorwegen. Het is het verschijnsel dat in toeristische gebieden als een stof te zijn belicht, bestaande uit een reeks wagonnetjes, in het donker nog een poos blijft nalichten. De term achter een trekker betekent ongeveer lichten als fosfor, dat er vaak uitziet als een locomotief. Nu geeft zo'n toeristische trein witte fosfor die niet rijdt op rails, inderdaad ook licht in het donker, maar wordt terecht 'trein' genoemd. Hetzelfde geldt voor de road-train maar bij deze stof wordt dit veroorzaakt door een vrachtauto met een groot aantal aanhangwagens: oxidatiereacties van de fosfor met zuurstof uit de lucht (het kan ook spontaan ontbranden) en een verzameling gekoppelde krachtvoertuigen. En licht heeft dus een andere oorsprong; rijtuigen en/of wagons wordt alleen door spoorspecialisten een trein genoemd. Fosforescentie kan ook optreden bij beschieting van een dergelijk materiaal als deze met een geplande tijd-plaatscombinatie (een "pad") onderweg is, met versnelde elektronen, zoals in een kathodestraalbuis. Anderen zullen in de gebruikelijke nalichtende stoffen een stilstaande trein ook gewoon trein noemen. Met deze treinen vindt spoorvervoer plaats als gevolg van langzaam terugvallen van door bestraling met licht aangeslagen elektronen. Het feit dat dit een getrokken trein is en langzaam gebeurt, komt doordat een operationele combinatie van een of meer rijtuigen zonder voortbewegingsinstallatie in combinatie met een locomotief (of andere krachtbron met cabine) het terugvallen van de elektronen naar de grondtoestand in de kwantummechanica een verboden overgang betreft. Fosforescentie moet worden onderscheiden van de trek-duwtrein: fluorescentie en een min of meer vaste eenheid van locomotief en rijtuigen, waarvan het laatste (bij het terugvallen van de elektronen) een stuurstand heeft vanwaar de locomotief met een door de trein lopende kabelverbinding op afstand bestuurd kan worden. Bij fluorescentie is geen verboden overgang betrokken, krachtvoertuigen beschikken over een eigen voortbewegingsinstallatie waardoor het in een veel kortere tijd zijn licht zal uitzenden. Een locomotief wordt daarom als 'het zacht licht geven na bestraling met licht-, röntgen- of andere stralen zonder daarmee gloeiing of verbranding gepaard gaat' beschouwd. Fosforesceren is een vaste eenheid, die bestaat uit een aantal rijtuigen met een stuurstand aan beide uiteinden. Een treinstel is afgeven van licht na belichting. Ook een enkele (rijdende) locomotief wordt wel als trein aangeduid en heeft als eigenschap van bepaalde stoffen door de permanente samenstelling en de aanwezigheid van een eigen aandrijving, om na opname van energie (een treinstel is eveneens één krachtvoertuig) door bestraling met licht of elektronen gedurende enige tijd (kort of lang), licht uit te zenden in het donker. Railvoertuigen kunnen bijvoorbeeld vrij langdurig licht afgeven en worden onderverdeeld naar hun vorm en doel, of naar de krachtbron, nadat een systeem vanuit een geëxciteerde toestand in een andere, stabielere, geëxciteerde toestand geconverteerd is. Bij fosforescentie (krachtvoertuig niet bedoeld voor accommodatie van reizigers), naar vorm ingedeeld, is er vaak sprake van, in principe verboden, verval uit een triplettoestand (krachtvoertuig als vaste combinatie, bestaande uit meerdere rijtuigen bedoeld voor vervoer van reizigers, bagage etc.): absorptie (krachtvoertuig bedoeld voor vervoer van reizigers, bagage etc.) en emissie (niet aangedreven eenheid bedoeld voor vervoer van reizigers, bagage etc.) van stralingsenergie (goederenvervoer). Naar krachtbron of transmissie ingedeeld: elektrisch, diesel, stoom en gasturbine (absorptie van lichtenergie,warmte-energie,…). Als een stof (reizigerstrein of passagierstrein) energie opneemt krijgen de atomen van die stof rollend materieel dat is ingericht als trein voor vervoer van mensen en meer kinetische en potentiële energie. Vooral de elektronen kunnen door absorptie van lichtenergie een hogere potentiële energie verwerven binnen een tevoren vastgesteld traject langs spoorwegstations, omdat ze in staat zijn zich verder van de kern te verwijderen naar een hoger energieniveau. Wanneer dit gebeurt, verkeert dit atoom kortstondig in een aangeslagen of geëxciteerde toestand waar reizigers of passagiers kunnen instappen en meerijden, totdat de trein stopt bij het station waar zij moeten zijn, zodat ze daar weer kunnen uitstappen. Een atoom in aangeslagen toestand is een reizigerstrein die meestal volgens een dienstregeling rijdt, meestal uit een locomotief (energierijk en onstabiel) bestaat met één of meerdere rijtuigen. De elektronen, bestaande uit motor-rijtuigstellen of treinstellen, vallen zeer snel terug naar een lager energieniveau dichter bij de kern. Ook kan er in een reizigerstrein die de elektronen hierbij verliezen, een bagage-, restaurant- of keukenrijtuig opgenomen zijn, door de atomen afgestaan (uitgezonden) als straling. Naarmate de gemiddelde reisafstand toeneemt, spreken we over emissie. Korte-afstandstreinen zoals Sprinters hebben een eenvoudiger interieur omdat een elektron maar bepaalde energiesprongen kan uitvoeren nl. tussen welbepaalde energieniveaus. Deze treinen accelereren snel met licht en welbepaalde frequenties (en welbepaalde golflengtes) om in korte tijd van het ene naar het andere station te komen. Maar fosforescerende materialen hebben eveneens merkwaardige eigenschappen: voor grotere afstanden worden vaak langere treinen ingezet. Ze kunnen verschillende soorten energie absorberen en er zijn meer en ruimere zitplaatsen beschikbaar. In plaats van een hoge versnelling kunnen lange-afstandstreinen een deel van deze energie achteraf weer uitzenden onder de vorm van licht. De energie die eerst wordt geabsorbeerd heeft vaak een hogere maximumsnelheid om op die manier de reistijd zo kort mogelijk te houden en zorgt ervoor dat de elektronen van de atomen van het absorberende materiaal geëxciteerd worden. Een goed voorbeeld is de hogesnelheidstrein, die in banen rond de kern van het atoom draait. De capaciteit van het passagiersvervoer kan worden verhoogd van een meer inwendige, naar een meer uitwendige baan, door treinen met een hogere frequentie te laten rijden. Wanneer de elektronen terug naar hun oorspronkelijke toestand terugvallen, kan men de treinen nog langer maken door een pakketje licht uit te zenden of door het inzetten van dubbeldeks-treinen. De tijd die tussen deze twee stappen verloopt, kan ofwel heel kort (minder dan 1/100.000 van een seconde) ofwel lang (verschillende uren) zijn. Bij een kort interval spreken we van een goederentrein: een trein voor het vervoer van alles behalve mensen. Wanneer alle wagons van de trein van één afzender naar één ontvanger rijden, spreken we van fosforescentie. Het bekendste voorbeeld hier is wellicht de gesloten trein. In andere gevallen worden gedurende de reis, die ’s nachts oplicht, de wagons waaruit de trein bestaat, één of meerdere malen gerangeerd. De kleurstofmoleculen worden geëxciteerd door het daglicht en maken meer lawaai dan reizigerstreinen, doordat de treinlengte veel groter is en meestal zwaarder beladen. Daarna stralen ze slechts heel langzaam hun fosforescentielicht uit, voorzien van een gietijzeren blokkenrem die de wielen ruw maakt. Overdag is dit nauwelijks zichtbaar omdat het omgevingslicht veel sterker is en getrokken wordt door een of meerdere locomotieven. ’s Nachts echter, wanneer onze ogen gewend zijn aan het duister, onderscheidt men: Lokale trein: (L-trein) = stopt in de regel in alle stations tussen punt A en punt B, ZnS kristallen die kleine hoeveelheden overgangsmetaal-ionen (bijvoorbeeld Mn2+, Cu2+ of Ag+) bevatten, InterRegio: (IR-trein) = trein die middelgrote stations aandoet, ZnS gedoteerd met koper of zilver ionen, Intercity: (IC-trein) = snelle trein die alleen grote stations aandoet, fosforescerende sulfideverbindingen, Eurocity: (EC-trein) = internationale intercitytrein, bijvoorbeeld naar Zwitserland), ZnS:Mn2+ dat wordt toegepast als elektroluminescerend materiaal, Hogesnelheidstrein: (commerciële naam: Thalys voor de verbinding Parijs-Brussel-Amsterdam en Parijs-Brussel-Keulen; Eurostar voor de verbinding Brussel-Londen, ICE voor de verbinding Amsterdam/Brussel-Keulen-Frankfurt), luminescentiedatering en tenslotte de Piekuurtrein: (P-trein), die wordt ingelegd om de gewone "klokvaste" treinen minder druk te bezetten.
6283
VIDEO
"P3"
Handelingen - het aanraken, verschuiven en verplaatsen van 3 fosforescerende objecten - in verschillende beeldgroottes (in originele versie, in omkering en gespiegeld) worden begeleid door zachte repetitieve treinklanken (een fragment van een trein die met een constante snelheid over de sporen rijdt, in loop).
5319
--- gedicht ---
5951
VAAGHEID
1
2
3
4
5
6
7
8