WAGON 46: sounding cartograms

 

 

 

 

 

5127


 

"SOUNDING CARTOGRAMS"

 

 

 

Ann Eysermans en Kathleen Coessens

 

zichtbare onzichtbare sporen van stedelijke trajecten

 

 

 

 

 

 

 

 

Overzicht met excerpten

 

 

Voorwoord

 

“Sounding cartograms brengt onzichtbare lagen van stedelijke ecologie artistiek in kaart. Trein en riolering zijn sporen van menselijke aanwezigheid. De stadsbewoner is zich vaak niet bewust van de permanente zichtbare, hoorbare, ruikbare, tastbare aanwezigheid van beide sporen. Roestende treinen, zuchtende locomotieven, vochtige coupés vullen een netwerk van ijzer. Borrelende afvoerputten, voortstuwend afvalwater, zwoele geuren kruisen in het ondergrondse. Ann Eysermans onderzoekt artistiek de verschillende lagen van treinnetwerken en herleidt deze tot een cartografisch skelet dat de basis vormt voor een grafische partituur. Kathleen Coessens volgt de loop van stedelijk afvalwater en afvoerputten en construeert een zintuiglijke cartografie van de riolering. Hoe al deze sensaties en artistieke transformaties overbrengen naar het medium van de muziek? Beide zoektochten kruisen elkaar in Sounding Cartograms, een intermediale installatie en performance. Deze multimediale publicatie traceert het hele artistieke proces.”

 

 

Inleiding

 

“Muziek neemt plaats in beschermde, afgezonderde ruimtes. Als kunst bouwt het zelf een wereld op, een cultureel en ritueel gecreëerde wereld. Toch wordt muziek geïnformeerd door wat er buiten die ruimte aanwezig is. Dat is wat dit kunstproject tracht te doen: een zoektocht naar de verbanden tussen stad, ecologie, kaarten en trajecten. 

Klanken zijn meervoudig, alom aanwezig in de stad. We kunnen er niet aan ontsnappen. Maar horen we ze nog? Wat we te veel kennen en ontmoeten, schijnen we te negeren of enkel functioneel nog te appreciëren. Staan we nog stil bij de kristallen klank van de regendruppel van de goot, het ritmische verre gedender van een trein, de complexe toonhoogten van het geroezemoes van mensenstemmen om ons heen?

Zoals John Cage zegt in één van zijn laatste interviews: 


“When I hear traffic, the sound of traffic, I don't have the feeling that anyone is talking. I have the feeling that sound is acting and I love the activity of sound. What it does is it get's louder and quiter, and it gets higher and lower, and it gets longer and shorter. It does all those things. I'm completely satisfied with that. I don't need sound to talk to me. (…)

I love sounds just as they are and I have no need for them to be anything more than what they are. I don't want them to be psychological, I don't want a sound to pretend that it is a 'bucket' or that it is a president or that it is in love with another sound. I just want it to be a sound. (…)

The sound experience that I prefer to all others is the experience of silence. And this silence almost everywhere in the world now is traffic. (…) if you listen to traffic you see it's always different.”


John Cage 'about silence' interview (New York 2-4-1991)


Trajecten en sporen zijn er ook. De meeste trajecten gebruiken we, achteloos, routineus, enkel om van hier tot daar te geraken. Het traject zelf, de last, het lawaai, maar ook de verborgen schoonheid en de onverwachte ontmoetingen, gaan meestal aan ons voorbij. De veelheid aan stimuli filteren we onbewust weg, verzonken in gedachten, gehaast of gefocust op de eigen handeling.

We vergeten hoe de omgeving tot ons spreekt, roept, ons aanmaant, nu met zachtheid, dan met scherpte. We merken niet op hoe we deel uitmaken van een kaart, van vele kaarten met vele trajecten, kruispunten, zichtbaar en onzichtbaar. We blijven niet stilstaan bij het feit dat elke dag een onvoorstelbare hoeveelheid aan waarnemingen en ervaringen inhoudt: waarbij elkeen voortdurend bekenden en eerder onbekenden kruist, waarbij voeten nu eens grind, dan weer steen, dan modder en aardegrond aanraken, waarbij veranderende geuren ons pad kruisen en wind onze huid streelt. Enkel het kind zal dit nog verhalen.”

 

 

 

 

1. Cities in cities

 

“De stad vandaag (2012) is een multiculturele bewaakte openbare ruimte waarin verschillende individuen (op dit moment) vertoeven. Camera's registreren boven- en ondergrondse gebeurtenissen, belangrijke, gevaarlijke of aleatorische gebeurtenissen. 

Sporen van grafiti, uitdrukkingen langs de treinsporen, die als onwenselijk (vandalisme) worden ervaren voor reizigers die de lelijkheid van de constructies (en combinaties) waarop deze street-art is aangebracht, vergeten (of gewoonweg niet waarnemen want lelijkheid huist overal in alle straten, dorpen en steden). De stad is verfilmd door Fritz Lang, beschreven door Georg Simmel, verteld door Italo Calvino, gecomponeerd door John Cage. Is ze mooi? Is ze lelijk? John Cage in 'I have nothing to say and I am saying it' geeft ons zijn reflectie: 


“The first question I ask myself when something doesn't seem to be beautiful, the first question I ask is 'Why do I think it is not beautiful?' And very shortly you discover that there is no reason.

I wouldn't say that I understand the environment, I simply experience it.”


John Cage Documentary part1 (Allan Miller 1990)

 

De stad kent geen medelijden. We kennen het rioolleven niet. We duiken achter het scherm, in 'Second Life', een virtuele stad waar geen riolen, menselijke restanten aanwezig zijn. Vergeten. We kiezen 'onze stad'. Een stad zonder geheimen (want de digitale wereld houdt 'alle' informatie en bewerkingen bij: één enorme berg van nullen en enen die de inbreker kan beklimmen, als hij de juiste codes kan kraken) en zonder geschiedenis: undo (knop)! Of toch?”

 

 

 

“De afstandelijke stad

 

Asfalt en accijnsen

afbakeningen van

arena en administratie 

ambtenaar en archief

 

Afval, afloop en afvoer

anoniem aanwezig

onder afstand en adres

 

Ateliers en academies 

als assen 

van activiteit”

 

 

 

“De failliete stad

 

fouilleert

flierefluiters 

op frivole festijnen

naast fletse fabrieksfaçades

foetelaars in fondsen

en falende fortuinmakers

overal fraude 

in fundering”

 

 

 

 

 

2. Kaarten en trajecten

 

“De kaart is altijd traject en tijd in één weergave. Zij laat toe om meerdere levens in te beelden, om zichzelf te verveelvoudigen in meerdere reizigers, om op meerdere plaatsen tezelfdertijd aanwezig te zijn. De kaart is de materialisatie van de imaginaire existentie, de beleefde utopie, het dagdromen. Hier ben ik geboren, maar was ik daar geboren, dan …… Morgen ga ik reizen, naar hier, of neen, naar ginds, of neen, naar …… Maar de kaart is ook de materialisatie van de geleefde existentie. Zij brengt het leven weer in persoonlijke herinnering, brengt alle plaatsen uit het verleden samen in het nu. “

 

Na een inleidende tekst over cartografie worden de spoorkaart en het rioleringsnetwerk met elkaar vergeleken: 

 

“De spoorkaart is een grafische weergave van bovengenoemde elementen: IC, IR, L, P- verbindingen in horizontale, verticale en evenwijdige, schuine lijnen -vergezeld van stationsnamen en lijnnummers- door knooppunten en kruispunten verbonden. 'Om de 2 uur' en 'niet regelmatig'; tautologische toevoegingen onderaan de kaart die de importantie van de uitgedrukte informatie wil accentueren. Een lijnenspel dat de werkelijkheid (het spoorwegennet) grafisch tracht weer te geven in uiterste abstractie, ter vereenvoudiging voor de kaartlezer weliswaar; rechte lijnen die door bolletjes worden verbonden, duiden de te zoeken of te volgen route aan. Afstanden worden zichtbaar, op verkleinde schaal. Overstap-mogelijkheden kan men visueel (verschillende lijnen die in één bolletje samenkomen) afleiden met of zonder symbolen die "station met aansluiting trein/bus" en "station zonder aansluiting trein/bus" weergeven. Van A naar B, via C en terug. Hoogst pragmatisch, allemaal.)

 

We bestuderen vele kaarten en we kiezen trajecten, soms bovengronds, soms ondergronds. Door (bepaalde) vertragingen missen we aansluitingen die ons dan via een wissel weer naar een ander spoor brengen. Knooppunten zijn als ankerpunten: ervaringen die we binnen aanhalingstekens plaatsen om ze te accentueren. Kruisingen zijn ontmoetingen en wissels geven veranderlijkheid aan. Gebeurtenissen worden verbogen herinneringen, die zo nu en dan (of volledig aleatorisch) de evenwijdigheid (van de sporen) raken en ons via al dan niet bepaalde routes, op een zijspoor trachten in te halen. Is het enkel een kwestie van 'hoe we het bekijken'?”

 

“Rioolkaarten bestaan in kaartvorm en in constructievorm.
De eerste lijken op gewone geografische kaarten, met dit verschil dat ze een toestand weergeven van de kanalisering onder de grond. Deze plannen worden meestal weergegeven op een schaal 1: 10 000.
De tweede vorm zijn dwarsdoorsnedes, zoals in architecturale plannen, waarbij in lagen het stadsdecor, het grond niveau, de inclinatie en de afstanden, en tenslotte het soort rioolpijpen met diameter worden aangegeven (zie img-10.php.jpeg.png).  

Een cartografie van de riool is zowel netwerk als traject, zowel spoor als verplaatsing. Een cartografie van de riool zal immers in de eerste plaats de statische elementen van het systeem tonen: hoofdriool, zijriool, zuiveringsstation, rivier, inkom, uitgang, opvangbekkens. In de tweede plaats is  een cartografie van de riool ook een cartografie van het afvalwater.

 

In tegenstelling tot een geografische kaart van land of stad, is een rioolnetwerkkaart ook een architecturaal en ingenieurskundig ontwerp dat een constructie of renovatie toelaat: kaarten van bestaande en geplande rioolnetwerken moeten rekening houden met de samenstelling en resistentie van de materialen, de bouw, aanpassing en stedenbouwkundige planning, de controle over  bevolkingsimpact, materie en natuur. De statische gegevens steunen aldus op dynamische, rioolexterne gegevens.”

 

 

 

 

 

3. Verzameling materialen en componenten

 

Dit onderdeel bestaat uit beeldmateriaal: de stad vanuit de blik van de kunstenaar. Reeksen foto's, kaarten, diagrammen, artistieke uitwerkingen hiervan en composities worden in kleurafdruk en zwart-wit weergegeven.

 

 

 

 

 

4. Temporaliteit

 

“Voici le trou, voici l'échelle. Descendez.” (Hugo, Les Châtiments). 


De geschiedenis van de mens spiegelt zich af in de geschiedenis van de riolen, schrijft Victor Hugo.

 

Hugo was gefascineerd door deze plaats die schurkendaden en liefdes,  bewustzijn en verraad, beschaving en crupule heeft gehuisvest in alle eerlijkheid, zonder schijn.

“L'égout, dans l'ancien Paris, est le rendez-vous de tous les épuisements et de tous les essais. (…) L'égout, c'est la conscience de la ville. Tout y converge et s'y confronte.”

 In  Les Misérables wijdt hij uit over de riool van Parijs, in Les châtiments wijdt hij een heel gedicht aan Rome's riool, de plaats waar alle mensen, ongeacht afkomst en rijkdom, weer gelijk zijn. De riool heerst over tijd als een hebzuchtige stiefmoeder

 

De riool is een historisch object. Zij verenigt verschillende tijden en ervaringen. Rioolwater draagt verleden leven, voorbije daden en vermoeidheid van acties met zich mee. De vaagheid van het geheugen vindt haar weergave in het grijs-grauwe dat alle objecten omgeeft.  Geschiedenis van gekende en ongekende voorouders, van leven en dood, groei en verval. 


L’histoire des hommes se reflète dans l’histoire des cloaques. Les gémonies racontaient Rome. L’égout de Paris a été une vieille chose formidable. Il a été sépulcre, il a été asile. Le crime, l’intelligence, la protestation sociale, la liberté de conscience, la pensée, le vol, tout ce que les lois humaines poursuivent ou ont poursuivi, s’est caché dans ce trou.”

 

“Aankomst in het treinstation, op het perron: de zoektocht naar de gele uurtabellen die men, na ze uiteindelijk te hebben gevonden, veel te snel tracht te lezen; ogen (blikken) en vingertoppen glijden over de onder en boven elkaar geplaatste bestemmingen naast de uuraanduidingen die doorgaans niet corresponderen met het ingebeelde tijdstip om de overstap succesvol te laten plaatsvinden. " Dienstregelingen die 'van tijd tot tijd' vervangen worden om het hele treinennet te optimaliseren zodat de reizigers minder hinder ondervinden..."”

 

“Sporen van tijdelijkheid. Aards en eindig. Vluchtig, voorbijgaand. De evenwijdigheid (van de sporen) neemt ons in de maling: ze geeft ons een gevoel van duurzaamheid, stabiliteit, harmonie, onverstoorbaarheid, gestadigheid maar vooral een gevoel van onveranderlijkheid. (En het vertoeven in anti-huiselijke treinwagons schenkt ons desalniettemin een geborgen, veilig gevoel, een bescherming tegen onder andere slechte weersomstandigheden en een garantie van aankomst op de gewenste bestemming.) We horen en voelen de cadans (1), de spoorwegberceuse, van de wielen over de rails, die we onwillekeurig vergelijken met de pulsatie van onze hartslag. Maar deze repetitieve manoeuvres versnellen en vertragen, zijn onregelmatig en onvolmaakt. Wissels zijn hoorbaar en veranderlijk. Wij stervelingen, reizen verder in het metrum van de existentiële tijdelijkheid. Alle bestemmingen en uurregelingen zijn vastgelegd (niet geheel onveranderlijk, toch vermeldenswaardig), de terminus is bepaald (begrensd). Maar datum en uur van de aankomst zijn niet bepaald. En de vergankelijkheid reist met ons mee, zonder (geldig) vervoersbewijs. We trachten ze (zo'n geldige biljetten) te vinden maar ze zijn (nog niet) te koop.”

 

“De stad als onwereld, aanwezig in de verborgen trajecten van de riolering en in de plaatsen waar bergen afval terecht komen, is niet enkel een onderwereld maar ook een onderworpen wereld. Daar waar monumenten zich imposant op onze weg hebben geplaatst en  een monumentale blik op de stad bieden, onttrekt de riool zich nederig aan het oog.

De toren, de kerk, het flatgebouw bieden een vogelperspectief, maar zijn zelf ook weer zichtbaar, vanuit kikvorsperspectief, tussen de straten door. Het panoramische uitzicht dat het Atomium of de Eiffeltoren mogelijk maken laat de toeschouwer toe in nauwelijks vier bewegingen de hele stad cartografisch in zich op te nemen. Zuid, West, Noord, Oost.
In schril contrast hiermee staat het rattenperspectief van de holle, gesloten horizon van enkele van de eindeloze rioolgangen die slechts een fractie van een labyrintisch netwerk zichtbaar laat.  De bovenwereld biedt een panoramische visie, de onderwereld een labyrintische.

De eerste visie laat een makkelijke ontcijfering van de ruimte toe, mogelijk gemaakt door het continuum van het blikveld. Verkenning en herkenning hercreëren voor de toeschouwer een kaart van de stad. Overzicht biedt inzicht. De werelden van de stad zijn verspreid rond dat middelpunt waar je je bevindt: hier het zakenleven, daar het handelscentrum, kerken met marktpleinen, nog verder oorden van kennis en onderwijs, her en der verspreid enkele parken, en dan grote uitgebreide woonzones en in de verte enige industrie. De geest begint te mijmeren over mogelijke trajecten, over veranderingen van het landschap, over persoonlijke herinneringen her en der in de stad. Het panorama zet de geest aan tot een existentiële zoektocht naar het leven en diens omgeving en tijd, zowel persoonlijk als stedelijk. 

De tweede visie is hermetisch, mysterieus, maar ook schijnbaar en valselijk repetitief. Gangen en kruisingen van gangen lijken op elkaar. Geen overzicht en geen inzicht, eerder een letterlijk' kortzicht' en verlies aan oriëntatie zijn het lot van de rioolwandelaar. Het blikveld en het tekenveld zijn beperkt, claustrofobie lurkt achter elke gang. 

Geen enkele aanwijzing waar het Noorden zou kunnen zijn, enkel de stroming kan je trachten te volgen, die leidt uiteindelijk naar buiten. Zouden ratten zich ook zo oriënteren?”

 

 

 

 


5. Indrukken: klanken, geuren, kleuren

 

“Ochtendgeuren zijn onderscheiden, licht en fris maar naarmate de dag vordert worden ze doffer, minder precies of juist ook meer beladen en vermengd. De geur van het versgebakken brood of van de vroege grasmachine in het park, naast versgewassen en fris geparfumeerde mensen die haastig naar hun werk vertrekken komen als afzonderlijke geuren op de wandelaar af. Wat later echter concurreren verdampte stresserende petroleumgassen met tintelende pizzageuren of zwoele frituurparfums, waarbij zich hier en daar een snuifje deodorant en menselijk zweet voegt, tot achter de hoek een straaltje urine op de blauwe steen of een hondendrol tussen de kasseien het stedelijk bouquet indringend onderbreekt. Al gauw zijn geuren geen kleine eilandjes meer van herkenning, maar vermengen zich tot moeilijk te klasseren mengelingen die enkel nog een positief of negatief effect uitlokken. Een overaanbod aan geuren leidt de wandelaar duidelijk niet tot een grotere 'geurenschat', doch eerder tot een vervlakking van zijn olfactorisch vermogen.”

 

“De wagondeur gaat open en de controleur verschijnt. Objecten en uitzichten ontsnappen spoorloos uit je intieme vlucht (uitgereden van palen, borden, signalisaties, T-kastjes, perrons, zitbanken, seinhuisjes, stationsgebouwen, stationsbufetten, bomen, parallelle straatjes, huizen, gebouwen, landschappen, dorpen en steden) die zich jachtig en spontaan in het hier-en-nu nestelt. De controle steelt enkele seconden. Je zoekt een aansluiting maar de vlucht is weg en de reis zet zich verder. Je opent het raam. Moeizaam. De geurloze wind verspreidt zich in de wagonruimte. Onverzettelijk creëert hij (de wind) een (onzichtbaar) netwerk van geuren-mengsels. Elke reiziger kent ze wel, de typische, kenmerkende treingeuren. Wagongeuren verspreiden het verval der materialen geduldig doorheen de tijd: nageuren van de zo frequent bezeten en bezette leren/stoffen zitbanken, van de zo herhaaldelijk begane (en belopen) grijs-getinte synthetische vloerbekleding, van metalen objecten (snuif aan je handen na het verlaten van de trein en je weet wat ik bedoel): deurklinken, deurpaal, vuilbakjes onder de tafels, noodrem en wc-deur. Of walmen die uitgestapte reizigers verspreiden, geparfumeerd met de gewichtigheid van hun vertelde verhalen, die koppig blijven hangen om de herinneringen van de voorbije rit wakker te houden (vaak ten nadele van de reizigers die net dan de trein betreden). (Ja, soms kunnen we verhalen 'ruiken'!) Laten we zeker de vreemdsoortige mixtuur van geuren die ontstaat tijdens een lange, vermoeiende maar toch romantische treinrit met de nachttrein (Compagnie des Wagons-lit) niet vergeten. Genadeloos en razendsnel, werpt hij (de mixtuur) zich in de daarvoor voorziene ruimte, namelijk het (collectieve) geheugen. Onuitwisbaar. Een korte, onvolledige opsomming dringt zich op: geuren van oude wagons (jaren '60) die je niet in woorden kan beschrijven, geuren van verbrande wielbanden/remblokken, toiletgeuren met hun bijzondere (steeds herkenbare) NMBS-zeepgeur, koffie, menselijke huid-vochtigheid, deodorants, tandpasta, hondenbrokken, in de koelkast bewaarde ontbijtdozen, azijn-riekende lakens, bevlooide (en slechts eenmaal per jaar gewassen) dekens, sigarettenrook, uitgevallen (en tijdens de reis niet herstelde) airconditioning, industriële en vervuilde buitengeuren die willen binnendringen na het (trachten te) openen van de ramen: een absolute noodzakelijkheid na bovengenoemde aanwezigheden!”

 

“Geur loopt dan al snel ongemerkt over in stank, wanneer tot misselijkheid leidend wangedrag een weeë geur van overgeefsel op de stoep kleeft; wanneer vuilzakken buitenstaan met scheuren en barsten veroorzaakt door de de druk van de inhoud of de interventie van nieuwsgierige honden of daklozen; wanneer ziekte het lichaam ledigt op respectloze wijze en alle controle op excretie verstoort; wanneer afvoerleidingen verstopt raken en rioolputten ontbloot; wanneer een kadaver van een dier achter een haag langzaam ontbindt. Dan stopt het subtiele opnemen van verschillende waarnemingen, dan verdwijnt de veranderende mix van het stedelijke bouquet, nu eens heerlijk, dan weer eerder vreemd. Wat overblijft is een olfactische focus op die ene perceptie, een reactie van afschuw, een fysiologische afkeer, walging. Plots lijkt alles geabsorbeerd door die ene vieze, afschuwelijke, wansmakelijke, onwelriekende, nare, vieze geur, stank genoemd.”

 

“Stemmen, klinkende woorden, verhalen de alledaagsheid onder een (soms veel te luide) monotone stem die (na teveel jaren dienst, hoogstwaarschijnlijk) door de luidsprekers (vaak vergezeld van heel wat feedback) klinkt en belangrijke informatie meedeelt. De gesprekken verstillen als het woord 'vertraging' hoorbaar wordt en zij die geen woorden wisselen en 'in alle stilte' van luide klanken (melodieën, beats, gezongen teksten, alle muziekjes maar geen treingeluiden) genieten en vertoeven in een verre wereld (waar diverse landschappen elkaar ontmoeten analoog aan de snelheid van de trein op dat moment), zetten hun reis ongehinderd verder, sereen en nietsvermoedend dat hun beoogde aansluiting hoogstwaarschijnlijk niet zal kunnen plaatsvinden. Sib - sol - Mib. "Dames en heren graag uw aandacht alstublieft. Wij staan even stil als gevolg van een rood sein. [feedback, oorverdovend] Wij hopen zo spoedig mogelijk onze reis te kunnen verder zetten. Dank voor uw begrip. [noise]" En de lezer vult zelf aan: "de trein is altijd een beetje...".”

 

 

Dit onderdeel verbeeldt de stad vanuit de blik van de kunstenaar (vanuit de blik van de rat, vanuit de blik van de spoorwerker).

 

 

 

 

Concept, compositie, audiovisuele realisatie, teksten, performance door Kathleen Coessens (piano) en Ann Eysermans (contrabas).

 

 

 

 


 

Biografie van de auteurs/kunstenaars:

 

 

Ann Eysermans (Antwerpen, °1980) studeerde aan het conservatorium te Brussel, waar zij de masterdiploma's "Muziekschriftuur" (harmonie, contrapunt, fuga en compositie) in 2004 en "Jazz" (contrabas) in 2007 behaalde. Zij speelt contrabas en harp (improvisatie en eigen werk) bij verschillende groepen zoals Bambeen Grey, R naakt I en Onno. Zij is tevens verbonden aan het ensemble voor hedendaagse en experimentele muziek "Champ d'Action", als performer (contrabas en harp) en componiste. Momenteel werkt zij aan een intermediaal en audiovisueel 'doctoraat in de kunsten' (FWO, VUB-Conservatorium Brussel, Champ d'Action).

www.anneysermans.be

 

Kathleen Coessens' onderzoek doorkruist kunst en wetenschap. Zij studeerde muziek aan de Ecole Cortot te Parijs en het Conservatorium Brussel (hoger diploma piano en kamermuziek) evenals filosofie, sociologie en psychologie aan de Vrije Universiteit Brussel. Na een doctoraat in de filosofie 'De mens als Cartograaf' (2003) voert zij nu interdisciplinair onderzoek aan de VUB (Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie) en het ORCIM (Orpheus Research Centre in Music) naar de culturele, lichamelijke, perceptuele en epistemische gronden van creatie en representatie. Haar fascinatie voor de artistieke praktijken van de mens, waarbij zij de grenzen tussen kunst (visueel en performance), cultuur en ecologie aftast, leidden recentelijk tot de publicatie van The Artistic Turn, 2009 (met A. Douglas en D. Crispin),  On Calendar Variations, 2011 (met A. Douglas) en internationale artistieke samenwerking en uitvoering (WoodendBarn, Aberdeen; Orpheus Instituut, Gent; Champ d'Action, Antwerpen).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6005

 

 

 

VOYAGES...

 

 

 

SC on "Time Canvas" (Champ d'Action), Muhka Antwerpen, 

23 september 2012.

 

 

 

   1

   2

   3

   4

 

   5

 

 

 

 

 

Onderstaande tekeningen zijn gecreëerd tijdens de interpretaties

van de "P -maps"; van beeld naar klank naar beeld.

Te Aberdeen (Sounding Drawing), 2012.

 

 

   6

   7

   8

   9

   10

   11

   12